EEUWIG LICHT

Net zoals ons ‘heidense’ kalenderjaar een duidelijk begin heeft (nieuwjaarsdag) en een afsluiting (oudjaarsdag), heeft het kerkelijke kalenderjaar dat ook. De kalender van de kerk begint met 1 e advent. Dan leven we toe naar Kerst. In het jaar komen onder andere Goede Vrijdag, Pasen, Hemelvaart en Pinksteren langs. Aan het eind, vlak voor advent, loopt de kalender af, sluit je het jaar af en begint er weer een nieuw jaar.

Beginnen, eindigen en weer opnieuw starten. Christelijk bekeken is deze gang van tijd wat dubbel. Zeker, er zijn seizoenen: zomer, herfst, winter en voorjaar. Ze volgen elkaar telkens op. Van een iets verdere afstand bekeken: God heeft de hemel en de aarde op een moment geschapen (o.a. Genesis 1:1), maar deze zullen ook op een moment verdwijnen (o.a. Marcus 13:31). Tegelijk geloven we dat het leven met Jezus nooit zal ophouden (o.a. Johannes 3:16). Er komt een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (o.a. Openbaring 21 :1). Dat is geen enge of weerbarstige reïncarnatiecyclus, waarbij je elk volgend leven in een andere gedaante (mens of dier) terug komt en uiteindelijk van het (verkeerde) aardse leven bevrijd hoopt te worden en verenigd te worden met God. Nee, de waarheid is (gelukkig!) anders: God heeft de aarde goed geschapen. De zonde is in de wereld gekomen. En met de zonde alle ellende op de wereld, onder andere de dood. Door Jezus worden we verlost van die zonde en dood: we mogen voor altijd met God leven (o.a. Romeinen 5:12 en 18, Romeinen 6:22-23).
We ervaren elk jaar een cyclus van zomer en winter, najaar en voorjaar. Tegelijk zal het leven dat ooit bij God begon (wedergeboorte) uiteindelijk bij God eindigen. We komen thuis bij God. Jezus heeft een kamer klaargemaakt: “Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. In het huis van mijn Vader zijn veel kamers; zou Ik anders gezegd hebben dat Ik een plaats voor jullie gereed zal maken? Wanneer Ik een plaats voor jullie gereedgemaakt heb, kom Ik terug. Dan zal Ik jullie meenemen, en dan zullen jullie zijn waar Ik ben.” (Johannes 14:1-3)

Hoewel het gebruik pas later in de kerk is ingevoerd (gaat te ver om dat hier te beschrijven), lijkt het me mooi en goed om aan het einde van het kerkelijk jaar hen die dit jaar zijn overleden te gedenken. Ik vind het mooi om die zondag gezien het bovenstaande ‘eeuwigheidszondag’ te noemen. Wij gedenken hen die overleden zijn, in het licht van de eeuwigheid. Het eeuwige licht straalt ons al tegemoet. Als dat eeuwige licht valt op ons leven, op de herinnering aan die geliefde, dan geeft dat troost, verlichting, uitzicht, hoop. Eeuwige hoop.

“Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.” (Openbaring 22:5) Als het donker in ons leven is, mogen we laten bemoedigen door de wetenschap: straks zal het voor altijd heerlijk licht zijn. Als we iemand missen mogen we ons laten troosten door het licht van Gods genade. Eeuwig licht geeft straks en nu hier een prachtig uitzicht!

Arjan Bouman